Waar ik steeds meer jeuk van begin te krijgen, is van het woord ‘leiderschap’, dat me de laatste maanden om de oren vliegt. Een ‘hoogleraar leiderschap’, dat lijkt me nog nuttig. Die houdt de kwaliteit van onze leiders in de gaten. Maar al die congressen over leiderschap, ‘leiderschapsevents’, coaching over leiderschap, workshops, seminars, podcasts, en ‘visies op leiderschap’ van jan en alleman waar we de laatste tijd mee doodgegooid worden? Ik ben er inmiddels wel klaar mee.
Want ‘leiderschap’. Dat is toch gewoon wat vroeger ‘leidinggeven’ heette? Dan ging je baas een middag op zo’n cursus en praatte hij daarna een paar dagen over ‘luisteren naar de werkvloer’, ‘verbinding van onderop’, , ‘kruisbestuiving’ en ‘vruchtbare co-creatie’, en was alles een week later weer zoals het was. Tegenwoordig zijn er ineens een miljoen verschillende soorten leiderschap en verschijnt er elke minuut een boek over.
Vloeibaar leiderschap, polyfonisch leiderschap, verbindend leiderschap, bezielend leiderschap, strategisch leiderschap, authentiek leiderschap, nieuw leiderschap, waardegedreven leiderschap, moreel leiderschap, effectief leiderschap, sturend leiderschap, gespreid leiderschap, integraal leiderschap, gedeeld leiderschap, dialogisch leiderschap, stromend leiderschap, transformationeel leiderschap, switchend leiderschap, contextueel leiderschap, inclusief leiderschap, persoonlijk leiderschap – mijn god. Het zal je niet verbazen dat er inmiddels duizenden cursussen zijn om al dat leiderschap in goede banen te leiden.
Zo zijn er ‘trainingen’ leiderschap waarin „je je why vindt”, „verbinding maakt met je diepe drijfveren, handvatten creëert om (weer) te werken en te leven vanuit jouw eigen drijfveren” en „emoties zult ervaren van blijdschap en ontroering”.
Maar er zijn ook programma’s „vernieuwend leiderschap” die gaan „over de wijze waarop je, je in een continu ontwikkelend landschap, kan bewegen richting je doel/visie en een context kan creëren waarin verrijkende interacties kunnen plaatsvinden” en zijn er de „leadership programs” waarin je „een sprong maakt in je persoonlijke en strategische leiderschap met een sterke visie”, „anders leert omgaan met complexiteit en onzekerheid”, en een „global mindset ontwikkelt”.
De reviews van dit soort cursussen zijn ook smullen. Daarin eindigen deelnemers na drie dagen geleuter „in een bosrijke omgeving” altijd met de onthullende constatering dat ze vooral „dicht bij zichzelf moeten blijven”, lekker „out of the box” en „innovatief” bezig zijn geweest, en dat ze hebben geleerd „los te laten”. En dat kost dan duizenden euro’s. Geldverspilling, inderdaad. Je leert meer over leiderschap als je drie dagen voor een vmbo-klas gaat staan.
Wat ik de laatste tijd ook steeds vaker denk: hébben we al die leiders wel nodig? Ik hoor tenminste altijd dat er nodig gesneden moet worden in al die leemlagen. Al die cursussen lijken de wereld ook niet beter te maken. Als ik om me heen kijk zie ik in ieder geval niet echt betere leiders dan vroeger. En zouden er echt zoveel vormen van leiderschap zijn? Nee hè? Volgens mij is er maar één vorm van leiderschap, en dat is leiderschap dat ervan uitgaat dat alles voortdurend verandert en dat iedereen anders is.
Een andere denkfout van al die „leadership courses” is dat ze het misverstand wekken dat iedereen een leider kán zijn. Dat is niet zo. Een leider ben je, of je bent het niet. Daar valt weinig aan te cursussen. Stop er ook vooral mee als je het niet kunt, in plaats van met allemaal cursussen aan een dood paard te lopen trekken. Daar voorkom je een hoop burn-outs mee bij je collega’s. En bij jezelf.
Tuurlijk kun je wat trucjes leren om een betere leider te worden. Maar daar heb je echt geen peperdure kletscourse voor nodig. Ik kan je binnen vijf minuten een cursus geven waar alles in zit om een succesvol leider te worden – helemaal gratis.
Maar het állergrootste probleem van al die leiderschapscursussen is dat elke janboerenfluit ze tegenwoordig volgt. Ik zie op LinkedIn allemaal trotse kantoorklerken opscheppen dat ze zijn geselecteerd voor een leadership program. Gast, iederéén volgt tegenwoordig zo’n cursus. Het is eerder een prestatie als je er géén volgt. Er zijn zelfs cursussen leiderschap voor mensen die niet de baas zijn! Dan heb je het toch niet helemaal begrepen?
Want het gevolg van zo’n cursus is dat elk pastelkleurig overhemd denkt dat hij de baas kan spelen. „Iedereen moet z’n leiderschap tonen”, lees ik overal. Jongens, alsjeblieft niet. We kunnen niet allemaal de baas zijn. Straks kunnen we alleen nog de stagiair aansturen, omdat dat de enige in het bedrijf is die nog geen cursus leiderschap gehad heeft. Bovendien: als iedereen z’n leiderschap laat zien, wie doet het werk dan nog?
Ik stel daarom voor dat we gaan stoppen met al die cursussen leiderschap en in plaats daarvan mensen gaan leren te vólgen. Voor de verandering eens je kop houden en je werk doen – dáár hebben we behoefte aan.
Baasjes hebben we al genoeg op het werk.
Hoe was jouw week? Tips voor Japke-d. Bouma via de soosjals.
Het eerste punt is misschien wel het moeilijkst: een woning. Een gemiddelde studentenkamer kost 683 euro, volgens de laatste cijfers van verhuurplatform Kamernet. In Amsterdam ligt het gemiddelde nog hoger: 979 euro. Daarnaast loopt de kamernood op, volgens dataonderzoek van NRC: in het tweede kwartaal van 2024 werden nog zo’n 45.000 woningen aangeboden, dit voorjaar waren dat er minder dan 26.000 – een afname van 40 procent.
Die cijfers stemmen niet hoopvol. De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) geeft tips: schrijf je in op betrouwbare verhuurplatforms, zoals op room.nl en Kamernet, of antikraakorganisaties zoals Ad Hoc. Ook is het een goed moment om je Facebookprofiel af te stoffen of er eentje aan te maken: in ‘Kamer Gezocht/Aangeboden’-groepen komen veel kamers langs.
Illustratie Pam Werlotte
Pas wel op voor scams: op sociale media kan iedereen zich voordoen als verhuurder. Als het te mooi lijkt om waar te zijn, is het dat meestal ook, waarschuwt LSVb. Betaal geen borg voordat je de kamer hebt gezien en deel niet zomaar persoonlijke documenten, zoals een scan van je paspoort. LSVb heeft een overzicht samengesteld van betrouwbare (Facebook)groepen en platforms per studentenstad.
Wil je reageren op een huis? Wees niet te standaard in je berichtje, tipte Maja van Casteren (20), tweedejaars archeologie in Leiden, vorig jaar aan NRC. Vertel welke bands of festivals je leuk vindt, of welk recept je goed kan maken. Sommige huizen krijgen namelijk zeventig, tachtig mailtjes. „Je moet origineel zijn, maar het niet te gek maken.”
Lees ook
Succesvol hospiteren, hoe doe je dat? ‘Je moet origineel zijn, maar het niet te gek maken’
Als je een contract voor je neus krijgt vol rare termen, kun je terecht bij de Housing Hotline van de studentenvakbond, vertelt LSVb-voorzitter Maaike Krom. Twee juristen van het LSVb behandelen alle vragen rondom huisvesting, huurbazen en huurrecht.
Kamer gevonden? Vergeet je niet in te schrijven bij je nieuwe gemeente. Het komt vaak voor dat studentenkamers worden aangeboden waar ‘inschrijving niet mogelijk’ is; weet dat dat niet zonder risico is: je ontvangt geen officiële post, kan toeslagen mislopen en riskeert een boete van maximaal 325 euro.Als je een zelfstandige woning hebt bemachtigd – met een eigen toegangsdeur, keuken en wc – heb je wellicht recht op huurtoeslag.
2Regel je zorgverzekering én toeslag
„Vaak vergeten studenten dat ze een zorgverzekering moeten afsluiten”, ziet Sam de Jong, bestuurslid bij het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO).
Tot je achttiende ben je meeverzekerd bij de zorgverzekering van je ouders, daarna ben je verplicht om een eigen verzekering te regelen. Doe dat binnen een maand na je verjaardag, anders riskeer je een boete. Zorgverzekeringen beginnen dit jaar vanaf 141,40 euro per maand met een eigen risico van 385 euro; met een hoger eigen risico wordt je maandelijkse premie lager. Ook goed om te weten: zodra je 18 bent, worden tandartskosten niet meer vergoed via de basisverzekering, en heb je daarvoor een aanvullende verzekering nodig.
Het goede nieuws is dat je ook aanspraak kan maken op zorgtoeslag. Hoeveel je krijgt is afhankelijk van je situatie, dit jaar kun je maximaal 131 euro ontvangen. Ook als je ouders je zorgpremie nog betalen, heb je recht op zorgtoeslag.
Als je uit huis gaat, regel dan meteen ook een huisarts, tandarts, en apotheek in je nieuwe stad. „Want als je dat pas bedenkt als je het echt nodig hebt, is het vaak al te laat”, zegt De Jong, die uit eigen ervaring weet dat het niet ideaal is om pas een huisarts te regelen als je daadwerkelijk ziek bent.
3Studieboeken: liever lenen dan kopen
Zodra je de literatuurlijst hebt, is het slim om zo snel mogelijk te checken waar de boeken beschikbaar zijn, tipt LSVb-voorzitter Maaike Krom. „Soms heeft de universiteitsbibliotheek maar 1 of 2 exemplaren, en dan grijp je er snel naast.”
Volgens Krom zijn studieverenigingen of Facebookgroepen van de studie ook goede opties. „Dat zijn typische plekken waar tweede-of derdejaars hun boeken verkopen.” Een stuk goedkoper dan een gloednieuw boek, en duurzamer.
Voordat je alle titels op de literatuurlijst aanschaft, is het goed om even te controleren hoeveel hoofdstukken je daadwerkelijk moet lezen, tipt Emma Mouthaan, oprichter van Skere Student, een blog met budgettips voor studenten. „Soms lees je maar één hoofdstuk of gaat het om aanbevolen in plaats van verplichte literatuur. Dan is het zonde als je het hele boek koopt.”
4…en haal je neus soms uit de boeken
Veel universiteiten en hogescholen bieden goedkope sportfaciliteiten aan voor studenten. Maar dit voorjaar dreigden die abonnementen wel drie keer zo duur te worden: het – inmiddels demissionaire – kabinet wilde dat universiteiten belastinggeld uitsluitend zouden besteden aan onderwijs, en niet om sporten voor studenten te subsidiëren. Na ophef beloofde de minister het in ieder geval komend jaar te gedogen.
„Maak er dus volop gebruik van dit jaar”, adviseert De Jong van ISO. „Al hoop ik wel dat het ook na dit jaar niet wordt doorgevoerd.”
5Studiefinanciering
Studiefinanciering (‘stufi’) is een parapluterm voor een vijftal potjes:
Basisbeurs. De hoogte van de basisbeurs hangt af van het type onderwijs – mbo of hbo/wo – en of je thuis woont of op kamers. Thuiswonende mbo-studenten krijgen 103,78 euro per maand, thuiswonende hbo-en wo-studenten krijgen 125,99 euro. Uitwonende studenten krijgen meer, respectievelijk 338,68 euro bij een mbo-studie en 314 euro bij hbo en wo.
Aanvullende beurs. Als de draagkracht van je ouders lager ligt, kom je in aanmerking voor een aanvullende beurs van maximaal 475,17 euro. Het bedrag hangt af van hun inkomen, hun eventuele studieschuld en het aantal studerende broers of zussen. DUO neemt voor komend studiejaar de inkomensgegevens van de Belastingdienst uit 2023. Is het inkomen flink gedaald sindsdien (meer dan 15 procent)? Geef dan een ander peiljaar op. „Met een zo realistisch mogelijke schatting”, waarschuwt Warner Bargboer, adviseur bij DUO. „Anders riskeer je dat je het later weer moet terugbetalen.”
Studentenreisproduct. Met je studenten-OV mag je niet alleen gratis reizen met de trein, maar ook met de tram of bus, ook als je nog geen 18 bent. Je kiest tussen een week- of weekendabonnement; wisselen mag twee keer per jaar. Doe je hbo of universiteit? Dan gaat het studenten-ov vanaf 1 september in. Voor mbo-studenten is het geldig vanaf 1 augustus, maar reis je tot en met 15 augustus met korting in plaats van geheel gratis.
De basisbeurs, aanvullende beurs en het studentenreisproduct zijn alle drie een prestatiebeurs: als je binnen tien jaar je diploma haalt, wordt het bedrag, inclusief de opgebouwde rente, kwijtgescholden.
Rentedragende lening. Mbo-studenten kunnen maximaal 226,08 euro per maand lenen, hbo en wo-studenten 304,95 euro. Over deze schuld betaal je rente. Terwijl je studeert, geldt ieder jaar een ander rentepercentage, dat elk jaar in oktober wordt vastgesteld. Nadat je je studiefinanciering hebt stopgezetof er geen recht meer op hebt, wordt het percentage voor 5 jaar vastgezet. Bij de invoering van het leenstelselin 2018 was het rentepercentage nog 0 procent, inmiddels is dat gestegen naar 2,57 procent.
Collegegeldkrediet. Daarnaast kunnen hbo- of wo-studenten ook aanspraak maken op het collegegeldkrediet, wederom een lening waarover je rente betaalt. Als je het wettelijke collegegeld betaalt van 2.601 euro, komt dat neer op 210,83 euro per maand. Vraagt jouw opleiding meer collegegeld? Dan kan je collegegeldkrediet oplopen tot maximaal 1.054 euro per maand. Je hoeft niet te verantwoorden dat je het bedrag uitsluitend voor collegegeld gebruikt.
Pas op: ook als je aanspraak maakt op maar één aspect van de studiefinanciering, gaat de teller voor álle potjes lopen. „Voor de meeste studies heb je bijvoorbeeld 48 maanden recht op studiefinanciering,” zegt Bargboer. „Stel, je vraagt alleen het studentenreisproduct aan, dan loopt de teller ook voor de basisbeurs en de aanvullende beurs.”
Als je nog niet zeker weet of je bent toegelaten tot je opleiding, adviseert DUO toch om alvast de studiefinanciering aan te vragen. Dan weet je zeker dat het op tijd klaarstaat. Ga je toch niet studeren, zet het stop voor 1 september. Zo bouw je geen schuld op.
Alles ingevuld maar twijfel je of het allemaal klopt? Bargboer: „Je kan DUO altijd bellen om het even na te lopen.”
6Budgetplanning
Maximaal lenen is aantrekkelijk, zegt Mouthaan van de blog Skere Student, maar, zo weet ze uit eigen ervaring, een torenhoge schuld is makkelijk gemaakt. „Studenten zien een studieschuld als een probleem voor de verre toekomst, dat is natuurlijk niet zo, maar het is voor jongeren moeilijk om de consequenties goed in te schatten.”
Volgens Mouthaan heb je twee opties: vooraf bedenken hoe hoog jij wil dat je schuld isals je afstudeert, en vanuit daar terugrekenen óf een inschatting maken van je inkomsten en uitgaven en het bedrag dat je tekortkomt, lenen. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld de maandbegroting vanNibud gebruiken.
Lees ook
Hoe komt de student rond? ‘Ik wil niet eens weten hoe hoog mijn schuld nu is’
Het is slim om maandelijks een moment te plannen om terug te kijken op je uitgaven, zegt Mouthaan, om te zien waar je kan besparen. „Als je ziet dat je 100 euro per maand kwijt bent aan, stel, koffietjes-to go, probeer het de volgende maand dan naar 80 euro te krijgen, de maand daarop naar 70.”
Je DUO-lening kan je maandelijks aanpassen, wat fijn is als je een maand krapper bij kas zit. Maar pas op, zegt Mouthaan: „Je ziet vaker dat mensen hun lening steeds verder omhoogzetten, in plaats van naar beneden bijstellen.”
7Een fiets die tegen een stootje kan
Voor je studententijd wil je een fiets die een beetje hufterproof is en tegen een stootje kan in de overvolle fietsenrekken bij de universiteit.
Illustratie Pam Werlotte
Swapfietsen, met hun herkenbare blauwe voorbanden, zijn niet weg te denken uit het straatbeeld. Maar zijn ze voordelig? Je bent – met studentenkorting – 17,90 euro per maand kwijt, wat neerkomt op 214,80 euro per jaar. Reparaties en onderhoud zijn gratis. Maar, zonder extra verzekering van Swapfiets, kunnen de kosten toch oplopen: een gestolen Swapfiets kost je 40 euro, mits hij op slot stond, 250 euro als je geen sleutel meer kunt inleveren. Ook betaal je 25 euro voor een nieuwe sleutel en 40 euro voor ‘schade die verder gaat dan normaal gebruik’.
Je betaalt dus voor het gemak. Maar je bent waarschijnlijk voordeliger uit met een tweedehands exemplaar van de fietsenmaker of Marktplaats. Beknibbel niet op een extra kettingslot, en een bel is in de Randstad ook geen overbodige luxe, om toeristen aan de kant te jagen als je je college moet halen.
8Een bijbaan
Maar liefst 88 procent van de hbo- en wo-studenten heeft een bijbaan en/of een betaalde stage, bleek vorig jaar uit het Het Studentenonderzoek van het Nibud. Gemiddeld werken ze dertien uur per week en verdienden ze 560 euro per maand.
Zo hoef je als student minder te lenen, maar het is belangrijk om een goede balans te bewaken tussen werken en studeren, aldus Mouthaan. „Het moet niet zo zijn dat je niet meer aan studeren toekomt.”
Hoe komt de student rond? ‘Ik wil niet eens weten hoe hoog mijn schuld nu is’
9Van INKOM tot Eureka: introductieweken zijn een aanrader
De Eureka in Rotterdam, de HOPweek in Den Haag, de KEI-week in Groningen, of de INKOM in Maastricht: eind augustus organiseren studentensteden introductieweken om de eerstejaars welkom te heten. Elke stad heeft zijn eigen titel en programma. Tweede-of derdejaarsstudenten zijn mentorouders en nemen je mee op sleeptouw naar barbecues in het park, activiteitenmarkten en feesten. Via-via lukt het vaak om een logeerplekje te regelen in een studentenhuis. Emma Mouthaan: „Je leert op een laagdrempelige manier de stad kennen: iedereen gebruikt op dat moment nog Google Maps om van a naar b te komen.”
Illustratie Pam Werlotte
„Het is de perfecte mogelijkheid om te verkennen of je je op je gemak voelt bij een studie-, studenten- of sportvereniging”, zegt ISO-bestuurslid De Jong. „Het is de tijd waarin ik de meeste van mijn vrienden heb ontmoet.”
De introductieweken zijn goed om „in het studentengevoel te komen”, zegt LSVb-voorzitter Maaike Krom, maar skip ook de introductie van je studie niet. Die vindt vaak later plaats, in de eerste week van je studie. „Het is slim om bij alle eerste informatiemomenten te zijn zodat je weet bij wie je in de klas of werkgroep komt,hoe het rooster werkt en je kunt dan ook vragen stellen tweede- of derdejaars.”
10Wees een beetje lief voor jezelf
De overgang van middelbare school naar studie is een „hele veranderlijke tijd”, zegt Sam de Jong van ISO. „Je stapt in een volledig nieuwe wereld. In de eerste weken komt er een waslijst van dingen op je af.”
Dat kan zijn tol eisen op je mentale gezondheid: als je je eenzaam voelt of veel last hebt van prestatiedruk, kun je binnen je opleiding terecht bij een studieadviseur of studentenpsycholoog; via de huisarts kan je een verwijzing krijgen voor de praktijkondersteuner of psycholoog. Ook zijn er bij meerdere onderwijsinstellingen student support groups om met medestudenten te praten.
Wees lief voor jezelf en probeer tussen de colleges en hospiteeravonden door ook wat rust te pakken. Nog één essentiële tip van De Jong: „Bij de supermarkt zijn eens in de zoveel weken de instantnoedels één plus één gratis. Dat is een ideale snack als je ’s ochtends bent vergeten dat je ontbijt op is.”
Illustratie Pam Werlotte
<dmt-util-bar article="4900959" data-paywall-belowarticle headline="De Studentenchecklist: wat je moet regelen als eerstejaars” url=”https://www.nrc.nl/index/slim-leven/de-studentenchecklist-wat-je-moet-regelen-als-eerstejaars-a4900959″>
In een split second moet ik beslissen: duik ik of niet? Het staat 13-13. In volle sprint zet ik af, vlieg horizontaal door de lucht en strek mijn hele lichaam. Ik voel de frisbee in mijn hand vallen. Meteen daarna smak ik tegen de grond. Mijn hoofd bonkt, maar er is geen tijd om na te denken. Voor ik het weet, sta ik alweer. Binnen tien seconden moet ik gooien.
Voor me staat Lola Dam. Al elf jaar spelen we samen. Ik kijk haar aan en weet: dit komt goed. Ze sprint de hoek van de ‘endzone’ in, ik gooi. Terwijl de frisbee door de lucht spint, houdt iedereen zijn adem in. Lola springt en vangt hem met twee handen. 14-13. We hebben gewonnen.
Drie keer eerder verloren we in de halve finale van Tom’s Tourney, een van de grootste toernooien van Europa. Dit jaar haalden we eindelijk in de finale.
Het was lang geleden dat we zo’n spannende wedstrijd speelden. Ik stond stijf van de adrenaline. Dat moment liet me weer beseffen wat voor geweldige sport ultimate frisbee is en waarom ik al dertien jaar in de ban ben van de sport.
Foto Aurélien Gouba
„Frisbee, is dat überhaupt een sport?” of „doe je dat met je hond?” zijn de standaardreacties als ik op een feestje vertel dat ik aan frisbee doe. Daarom mijd ik het onderwerp liever. Vaak denk ik dan terug aan het WK voetbal van 2014. Hoe Robin van Persie al duikend naar de bal tegen Spanje een wereldwijde legende werd. Dit doen wíj tijdens wedstrijden constant. Ze moesten eens weten, denk ik dan.
Een frisbeeteam bestaat uit ruim twintig spelers, per punt staan er zeven in het veld. Omdat elk punt fysiek intensief is, worden deze zeven na ieder punt gewisseld. De sport lijkt wat op rugby, alleen mag je bij frisbee niet lopen met de frisbee, maar wél vooruitgooien.
Het tempo ligt hoog: spelers mogen de frisbee tien seconden vasthouden. Laat je hem vallen, dan krijgt de tegenstander de aanval. Scoren doe je in de endzone, een vak aan beide uiteinden van het veld. Een wedstrijd eindigt zodra een team vijftien punten heeft behaald of wanneer er 90 minuten verstreken zijn. Het is een fysieke sport, een technische ook: hoog springen, duiken (layouts), timen, inschatten. Elke pass telt.
In 2013, ik was elf, begon ik. Mijn moeder kwam met het idee, zij had het jaren geleden eens gespeeld met een groepje vrienden en wist dat het een bijzondere sport was.
Ik wilde liever op voetbal, maar dat mocht niet. Mijn ouders zijn zeilers, leerden elkaar kennen op de scheepswerf in Harlingen en zeilden de hele wereld over. Ze scheidden toen ik anderhalf was, maar mijn leven stond altijd in het teken van zeilen. Als ik niet met mijn moeder naar Friesland ging, zeilde ik met mijn vader mee. Ik werd door mijn moeder afgezet bij sluizen , aan kades of op de veerboot richting een Waddeneiland om in de weekenden mee te zeilen op de grote zeilschepen.
Nummer 5: Anne Minnaard.
Foto Aurélien Gouba
Jeugdkamp in Italië
Elke zaterdag een voetbalwedstrijd was logistiek onmogelijk. Ultimate frisbee, destijds een nóg kleinere sport dan nu, had maar één keer per maand een competitiedag. Dat paste wel in de planning van mijn ouders.
Tijdens mijn allereerste training van de Amsterdamse Ultimate Club, op velden die we deelden met voetbalclub AVV Fit, moest ik nog samen met een vriendinnetje leren hoe je een frisbee gooit. Op het veld naast ons de oudere, meer ervaren kinderen. Wij mochten pas meetrainen als we de basis onder de knie hadden.
Meetrainen met hen vond ik lang spannend, laat staan wedstrijden spelen. Dat deed ik pas toen een teamgenoot, Floor Keulardz, me overtuigde. Daarna viel het plan van mijn moeder al snel in duigen: ik bleek namelijk goed.
In 2014 werd ik geselecteerd voor het Nederlands jeugdteam onder de 17 jaar. Ik was pas 12. Ik ging die eerste zomer meteen mee naar een toernooi in het Italiaanse Lecco, aan het Comomeer. Alles maakte indruk: de jongens die hamburgers haalden bij het tankstation, de wimperkrullers en mascara van de oudere meiden, grappen die ik op de basisschool nog niet had gehoord.
Die week ervoer ik voor het eerst wat teamsport betekent. We waren open, kwetsbaar, respectvol. Dat laatste viel vooral op, en is iets wat in de cultuur van ultimate frisbee bleek te liggen. De sport draait op onschendbaar wederzijds respect. Tijdens wedstrijden, behalve die van de professionele bond in Noord-Amerika, is er geen scheidsrechter. Ook op EK’s en WK’s niet.
Schelden, bedreigen, geweld – ondenkbaar in de sport
Spelers moeten zelf de regels uit hun hoofd kennen, ze lossen overtredingen onderling op. In de dertien jaar dat ik nu frisbee speel, heb ik nooit meegemaakt dat een wedstrijd uit de hand liep. Scheldpartijen, bedreigingen, fysiek geweld – het is ondenkbaar. Na elke wedstrijd geven beide teams elkaar een score voor de sportiviteit. Teams die te laag scoren, kunnen worden uitgesloten op een toernooi.
Nederland is internationaal een klein frisbeeland. Er zijn 27 verenigingen en ruim 1.300 spelers. Vergelijk dat met de Verenigde Staten, het frisbeemekka. Daar spelen miljoenen mensen het. Daar is de sport veel professioneler en kun je er geld mee verdienen. Ik heb alles in mijn frisbeecarrière zelf moeten betalen – het is de reden dat sommige spelers toernooien laten schieten.
In 2018, ik was 16, speelde ik voor het eerst een toernooi in de VS. Mijn teamgenoten en ik hadden inmiddels onze eigen vereniging opgericht: Grut. Een zootje kinderen. We hadden niet genoeg mannen en vrouwen om twee goede teams te maken, dus bestond de club uit één gemixt team. Ik was wederom de jongste.
Het WK voor clubteams was in Cincinnati, we mochten de openingswedstrijd spelen. In Europa hadden we al enige bekendheid opgebouwd door het EK voor clubs te winnen, maar de duizenden mensen die vanaf de tribune naar ons keken, wisten niet dat we bestonden.
We verloren, 15-14, maar de wedstrijd was spectaculair. Het publiek was om. „Are you from Groet? That opening game was sick!”, bleven mensen gedurende het toernooi zeggen.
Het was overigens niet míjn wedstrijd. Door de hitte en stress was het een soort koortsdroom. Maar mijn teamgenoten Lola en Floor speelden geweldig, ze waren beter dan de meeste Amerikanen. Zij groeiden uit tot de besten van Europa, kregen meerdere awards. Als gemixt team wonnen we samen vier Europese clubkampioenschappen en eindigden we al eens als vijfde op een WK.
Foto’s Aurélien Gouba
Weinig slaap
Je zou denken dat voor iedereen die aan frisbee doet, in de VS spelen de droom is. Voor Floor gold dat zeker. Zij is van het ritme, van trainingsschema’s en het strikt uitvoeren daarvan. Zij werd de eerste Nederlandse vrouw ooit die door een Amerikaans topteam werd geselecteerd. Zij ís frisbee.
Lola wees een soortgelijk aanbod juist af, ook al is ze een van de beste speelsters van Europa. Zij presteert goed als frisbee níét haar prioriteit is. Ze werkt in de horeca en op festivals. Ze verschijnt op trainingen na weinig slaap, maar het deert haar niet. Telkens maakt ze acties die niemand anders van ons kan maken. Hoe ze het doet, is voor de meesten van ons een mysterie. Zelf weet ze het ook niet. Een uitzonderlijk talent voor de sport, gok ik.
In 2024 stapten we, na tien jaar, over op een apart mannen- en vrouwenteam. Wij wonnen direct goud op het EK voor clubs. Inmiddels staan voor een grote uitdaging: we willen een medaille op het aankomende WK, volgend jaar.
Ik was eerst sceptisch. Als we de Amerikaanse topteams willen verslaan, moet álles komend jaar op zijn plek vallen – zelfs dan is het doel ambitieus.
Maar dan praat ik met Lola en Floor, en die benadrukken dat er één ding is wat die Amerikaanse teams niet hebben: wij kennen elkaar door en door. Sinds dat eerste EK in Lecco spelen wij al samen en is de harde kern van ons team niet veel veranderd. Niet veel teams kunnen dat zeggen. Soms oppert iemand weleens om te stoppen, maar dat echt doen, lukt bijna niemand. Het is een vorm van loyaliteit. Stop je, dan is er eigenlijk niemand die direct die plek op kan vullen. Er zijn simpelweg te weinig goede spelers om uit te kiezen, dus blijven we allemaal spelen.
Anne Minnaard in 2015
Floor Keulardz in 2015
Lola Dam in 2015
Foto Martine Bootsma
Ik sta er vaak van te kijken hoe belangrijk frisbee eigenlijk voor me is. Omdat de sport door de buitenwereld zelden serieus wordt genomen, nam ik het zelf jarenlang ook niet echt serieus. Maar ik beleef er veel plezier aan, en blijk er ook uitzonderlijk goed in. En ik ben er trots op. Op het respect in de sport, in een wereld waarin respect niet vanzelfsprekend is. Op ons sterke vrouwenteam, in een wereld waarin sportprestaties van vrouwen te vaak als bijzaak worden gezien.
Het komende jaar zal ik nog één keer alles geven. Ik word er niet direct enthousiast van: doodmoe naar de sportschool, trainen in de stromende regen, vroeg naar bed, feestjes afzeggen. Maar dit WK wordt het belangrijkste toernooi van mijn carrière. Soms denk ik: waarom doe ik mezelf dit aan? Maar dan sta ik zoals dit weekend op Windmill in Amsterdam, het grootste toernooi van Europa en weet ik het weer: frisbee is de mooiste sport die er is.
Een seizoen spelen in de VS is, net als voor veel anderen, een droom, maar voorlopig blijft het daarbij. Na het WK wil ik voor het eerst proberen even afstand te nemen van de sport. Er even tussenuit. Het liefst zou ik, net als mijn ouders, de wereld rondzeilen.
Maar echt stoppen zal ik nooit doen. Daar ben ik nog lang niet aan toe.
Ik vind mezelf geen moeilijke eter, maar wel een kieskeurige. Als ik iets niet lekker vind ruiken of smaken, dan eet ik het niet. Daarnaast wil ik, net als iedere andere kok, dat eten dat ik heb bereid met plezier wordt opgesmikkeld. Smaakvol koken doe ik door mijn eten te kruiden met specerijen. Maar specerijen zijn geen kruiden.
Het verschil? Kruiden zijn de groene delen van een plant. De bladeren, stengels en soms de bloemen. Bijvoorbeeld dille, peterselie, munt, tijm, dragon, lavendel of laurier. Kruiden kunnen zowel vers als gedroogd worden gebruikt. Zoals munt en dille, kruiden die ook gedroogd heel erg lekker smaken. Andere kruiden, zoals peterselie of bieslook, zijn gedroogd niet echt de moeite: die smaken vers duizend keer beter.
Dan de specerijen. Dat zijn de zaden, bast, wortels of vruchten van planten. Ze worden gedroogd, en krijgen daardoor een supergeconcentreerde en intense geur en smaak. Bij het koken met specerijen gaat het om het durven spelen en uitproberen. Een beetje van dit, wat meer van dat; iedere keer een andere combinatie. Net als bij muziek gaat het niet om één geluid of toon, maar om een samenspel met de andere ingrediënten in het gerecht.
Om dat spel te kunnen spelen, is het handig om een basis te hebben waardoor je specerijen slim kan combineren – en vooral goed kan doseren (niet te weinig!).
Specerijen zijn niet gebonden aan bepaalde keukens of culturen. Ze bewegen soepel tussen eeuwenoude tradities en hedendaagse kooktrends. En daar is foelie een lichtend voorbeeld van. Onmisbaar in de Hollandse kippensoep, maar ook de Marokkaanse kiptajine kan niet zonder. In beide klassiekers zorgt de foelie voor samenhang en diepgang.
Foelie is de zaadmantel van de muskaatnoot, het web van oranje sliertjes rond de nootmuskaat. Hoewel ze afkomstig zijn van dezelfde vrucht, hebben ze toch een andere smaak: waar nootmuskaat krachtig en bijna scherp is, is foelie zacht en bloemig.
Tip van vriendin José: Gebruik in je puree of bij gekookte groenten foelie in plaats van nootmuskaat, voor een iets subtielere smaak. Je kunt die twee ook combineren. Wil je jouw groenterecepten wat pimpen? Erwtensoep is lekkerder met komijn- en korianderzaad, gestoofde andijvie met fenegriek, pompoensoep met kaneel, en met wat sumak door je boerenkool kan je het scheutje azijn in je stamp lekker weglaten.